De liedkeuze in de eredienst

De zondagse eredienst: wie heeft daar niet een mening over? De een vindt dat er te veel psalmen worden gezongen. Voor een ander kunnen er juist nooit genoeg psalmen gezongen worden. De een bepleit ruimte voor eigentijdse liederen. Liefst begeleid met eigentijdse muziekinstrumenten. De ander hecht meer aan de vertrouwde liederen van Johannes de Heer. Wat moet de dominee met zoveel tegengestelde meningen over de liedkeuze in de eredienst? Zeker in een tijd waarin gemeenteleden buitengewoon mondig zijn! Moet hij rechtdoen aan zoveel mogelijk voorkeuren die binnen de gemeente leven? Is de eredienst het eigendom van de kerkgangers?

Dat laatste ligt toch wat anders. Waarvoor zitten we in de kerk? Op de eerste plaats om God de eer te geven. Hij ontvangt die hoogste eer, als het evangelie wordt gepreekt naar Zijn wil. En als mensen tot bekering komen. Maar de gemeentezang hoort ook gericht te zijn op Zijn eer. Hoe kan de gemeente Hem het beste eren: dat hoort het uitgangspunt te zijn bij de liedkeuze. Persoonlijke voorkeuren horen dus niet voorop te gaan. Dan valt niet alleen te denken aan de voorkeuren die leven binnen de gemeente. Maar ook aan die van de voorganger zelf.

Ten tweede staat niet alleen Gods eer centraal. Maar ook Zijn eigen liedkeuze. Dan komen de psalmen in beeld. God heeft Zijn kerk een liedboek meegegeven. Dat zijn de psalmen. Over een specifieke berijming hebben we het dan niet. Wel hebben we het over de liederen waarmee Gods kinderen kunnen leven en sterven. En over de liederen waarin het heilswerk van Christus al volop schittert. En waarin we al horen over het werk van de Pinkstergeest. Willen we nieuwtestamentisch zingen? Dan kunnen we volop bij de psalmen terecht. Dat zal in de liedkeuze voor de eredienst tot uiting moeten komen.

Ten derde zien we al in het Nieuwe Testament zelf een andere ontwikkeling. We treffen er liedteksten aan die rechtstreeks het heilswerk van Christus bezingen. Denk aan Filippenzen 2: 5-11. In dat spoor zijn binnen de kerk telkens dichters en componisten opgestaan. Ze hebben de kerk verrijkt met prachtige liederen waarin de rijkdom van de drie-ene God en Zijn werk voluit wordt bezongen. Of met liederen waarin, in het spoor van de psalmen, lof en dank, klacht en jubel van Gods kinderen wordt vertolkt. Deze liederen hebben een legitieme plaats in de eredienst van de gemeente. Het is nodig dat ook nieuwe, eigentijdse kerkliederen worden gemaakt. Ook die kunnen hun plek krijgen in de eredienst.

Ten vierde dan de vraag hoe uit die enorme veelheid van liederen te kiezen. Er zijn verschillende benaderingen mogelijk. De ene voorganger kiest thematisch. Hij weet wat de strekking wordt van zijn preek. Bij die boodschap zoekt hij de liederen uit. De ander vindt dat aspecten als verootmoediging, dankzegging en aanbidding in elke dienst aanwezig horen te zijn. En dan ook nog in een bepaalde opbouw. De vraag is ook nog wat het primaat van de psalmen betekent: moeten die elke dienst in de meerderheid zijn? Zo ja, in welke mate? Ook is er nog de vraag welke positie het kinderlied heeft. En wat precies ‘kinderliederen’ zijn. Ook hierin maken verschillende voorgangers verschillende keuzen.

Al die verschillende benaderingen zijn niet erg. Met elkaar doen ze enigszins recht aan wat binnen de gemeente leeft. Want al hoeven de voorgangers hun oren niet te laten hangen naar de gemeente qua liedkeuze, ze winnen een wereld als ze met elkaar proberen recht te doen aan wat leeft binnen de gemeente qua liedkeuze. Daarmee zullen uw voorgangers doorgaan. Hopelijk geeft u hun daarvoor de ruimte en het vertrouwen.

Ds. E.J. Terpstra

Print your tickets